Liberalen, Katholieken
Flaminganten
en Carnaval in Halle

 

Honderd Joer Tagada

In 2005 publiceerde Johan Vencken het boek 100 Joer Tagada,[1] een studie over ontstaan en geschiedenis van Halattraction. De openingszin van 100 Joer Tagada.[74] luidt:Op Halfvasten 1905 trok de eerste carnavalstoet door de straten van Halle.” Het lijkt een algemeen gangbare mening te zijn dat Hal-Attractions in 1905 de eerste carnavalstoet inricht. Maar Hal-Attractions wordt opgericht in april 1905, dus NA het Carnaval van dat jaar. Johan Vencken stelt dat deze episode zeer onduidelijk blijft in de archieven. Er werd in 1905 onder de één of andere vorm een carnavalstoet ingericht door enkele personen die later ook bij de stichting van Hal-Attractions betrokken waren. Dat is een afleiding uit een later verslag waarin wordt verwezen naar een eerder georganiseerde stoet en de bijval die ze gehad had. Maar over die stoet zelf is verder geen enkele informatie. In onze studie over de Halse carnavalgroepen in het jaar 1905 hebben we trouwens getoond hoe dat de Hallenaren zich dat jaar met Mardi Gras in Binche en met Laetare of Halfvasten in La Louvière bevinden. (Zie ons dossier  1905 De Halse invoese in Binche).

 

Johan Vencken  laat het verhaal starten omstreeks 1900 en hij beschrijft hoe in het toenmalige Halle de katholieken de macht hebben. Ze zijn fel tegen het carnavalplezier waardoor de stadsgenoten de stad verlaten om carnaval elders te vieren. De Halse carnavalisten vertrekken op Vette Dinsdag en op Halfvasten en reizen massaal met de ijzeren weg naar Binche en La Louvière. Er komt een reactie van de middenstand met gevolg de stichting van Hal-Attractions in 1905. Deze nieuwe organisatie zal Halle gaan promoten, dit vooral door een carnavalstoet in te richten.

In het nieuwe Hal-Attractions is het prominentste lid Leopold Deboeck. Deze is dan liberaal burgemeester en wordt meteen ondervoorzitter van de nieuwe vereniging.

 

Tiens? Een katholieke stad met een liberale burgemeester! We schuweent geen enkele inspanning om het heden te begrijpen en daartoe is het verleden nodig. Onze reporter dus terug naar toen voor een speurtocht in het negentiende-eeuwse Halle. We moeten onze geachte lezers wel lastig vallen met heel wat historische details.[2]

Eerste vaststelling! Halle is in die tijd géén katholieke stad! De stad wordt beurtelings geregeerd door een liberale en een katholieke meerderheid. We spreken van liberale en katholieke periodes.

1           Voor 1869 is treden de fracties niet als dusdanig op.

2           Vanaf 1869 tot 1878 is er een liberale periode.

3           Tussen 1878 en 1890 is er een katholieke periode.

4           Tussen 1890 en 1907 is er een liberale periode.

5           Vanaf 1907 is er een groeiend katholiek overwicht.

In die tijd zit het conflict tussen katholieken en liberalen diep gebakken. Met de regelmaat van de klok zijn er felle botsingen die zich telkens vertalen in de verkiezingsuitslagen. De stichting van Hal-Attractions gebeurt midden deze politieke conflicten en we durven zeggen: het is er een onderdeel van. Dit moeten we even uitleggen!

 

Carnaval en politiek

De liberalen vinden doorgaans steun bij het niet-katholieke bevolkingsdeel. De niet-katholieken in deze tijd zijn soms even godsdienstig als de anderen. Enkel steunen ze niet de politieke en maatschappelijke machtsposities van de kerk. Men noemt ze daarom ook antiklerikalen. Bij dezen vinden we ook de carnavalvierders. Vandaar dat de liberalen altijd het carnaval zullen steunen en beschermen. Ze nemen zelfs het voortouw bij de organisatie ervan. De voorbeelden zijn talrijk Gent, Antwerpen, Brugge, Aalst en natuurlijk Halle.[3]

De katholieken zijn van oudsher tegen het carnaval wegens het onzedelijk en heidens karakter ervan. Historisch bekeken is het carnaval de eeuwenoude restant van onuitroeibare volksgebruiken naar aanleiding van het jaarlijkse ontluiken van de natuur.([4]) De kerkelijke hiërarchie doet altijd veel moeite om deze gebruiken af te schaffen. In de Vastenbrief van 1822 schrijft Antonius Van Alphen, apostolisch vicaris, dat die dagen worden beschouwd als: “de gevaarlijkste dagen voor de zeden van geheel het jaar; dagen, die van het wulpsch Heidendom ons zijn overgebleven, en op vele plaatsen op zijn Heidens, in den volstreksten zin, doorgebragt worden.” Volgens deze vicaris wordt de katholieke religie belachelijk gemaakt door op Aswoensdag vanuit de herberg direct naar de kerk te lopen en: “voor den Priester zich nederwerpen; haer hoofd met asschen laten besproeien, als eene openbare belijdenisse van droefheid over hunnen zonden, waar van hunnen harten nog vol zijn en aangehegt.”([5])

Symptomatisch is het verdwijnen van de vastelavont-activiteiten onder directe druk van het pastorale beleid. Een schoolmeester uit de Kempen schrijft deze getuigenis: “Mommerijen, maskerades, enz. zag men weleer ook alhier op bijkans alle dorpen, doch allengs minder en thans zeer schaars. De Kerk heeft zich altoos tegen de zedelooze, losbandige en roekelooze vastenavondgebruiken verzet, ze veel verbeterd, maar nooit geheel uitgeroeid. Ze zijn in ons kempenland van omstreeks 1850 langzamerhand zoozeer verminderd, dat in schier alle dorpen geen onderscheid tusschen de vastenavonddagen en de andere dagen meer te bespeuren is.”([6]) In de dorpen verdwijnt het carnaval maar in de meeste steden zoals in Halle blijft dit feest leven onder het volk.

In 1908 start het Parochieblad van Onze-Lieve-Vrouw van Halle. De uitgave door toenmalig deken Andreas Michiels van een Nederlandstalig parochieblad in Halle is een historisch feit op zich. En het is was onmiddellijk prijs. [7]

HALFVASTEN

Binnen veertien dagen is het weer een dag van slemperijen, zonden en wandaden, ontucht, zedeloosheid en godslastering. Christene inwoners van Halle, gedenkt den plakbrief die u toegezonden werd door het Christen Vlaamsch Verbond

Eerlijke lieden,

Op ten strijde tegen den Heidenschen Carnaval!

De carnavaldagen zijn dagen van dronkenschap en ontucht.

Weg met de dronkenschap! Weg de zedenloosheid!

Christen aangezichten zijn te weerdig om verborgen te worden onder de gedaante van ongedierte. In de orgelbals vindt men de dood van zielen en lichamen

Weg met de Godslastering en alle ongodsdienstigheid. Jonkheden, die s’nachts met geborgen aangezichten rondzwieren, vinden later wroeging, schade en schande.

Medeburgers,

Helpt die verlagende misbruiken bekampen.

Zoek eerlijk en deftig verzet met vastenavond.

Ouders,

Gedenk uwe verantwoordelijkenheden en waakt over uwe kinderen.

We eischen de strenge toepassing der Wet Woeste op de oneerlijke gezangen.

 

Het jaar nadien, in 1909, publiceert het Parochieblad een Omzendbrief van het Christen Vlaamsch Verbond.

 

WEG MET DE CARNAVALDAGEN !

Eerlijke en deftige lieden !

Bij alle partijen hebben de voorstaanders van orde en zedelijkheid voor leuze, en die leuze weze ook de uwe:

“Weg met de carnavaldagen!”

Weg die dagen van schandige kleedij; walgelijk vermaak!

Weg die dagen van losbandigheid ! en zedenlooze liederen!

Ouders!

Gij zwoegt voor den welstand van uwer kinderen, laat de zuurgewonnen penningen niet verbrassen in onnoembare slemperijen.

Gij die zorgt voor hunnen opvoeding geeft hun het voorbeeld van deftigheid, opdat ze u eerbiedigen en beminnen en zelve eens eerzaame burgers worden.

Jonge lieden!

Weest uwe afkomst en uwe toekomst indachtig!

Verduikt uw vroom en zedig aangezicht niet onder een slordig masker!

Eerbiedigt u zelven en gij zult een ander eerbiedigen!

Droevige ziekten, bittere knaging, verlies van eer en faam, zijn benevens armoede en ellenden de rampzalige vruchten deze lage buitensporigheden en heidensche gebruiken.

Zedelijk Volk – Gezond Volk !

Wij eischen namens alle eerlijke lieden de strenge toepassing der Wet Woeste.

 

Halle barst uit zijn voegen

Halle is na de Belgische onafhankelijkheid van 1830 een kleine Brabantse stad met nog geen zesduizend inwoners.[8] De basis van de economie is de landbouw en de daarbij horende ambachten en handel. De landbouwgronden zijn verbrokkeld over een groot aantal kleine boeren, vooral pachters. Er zijn ook enkele grootgrondbezitters.(9) Kleine ambachtelijke industriëlen en handelaars vervolledigen dit beeld.[10] Hal sur la Senne (…) bureaux de postes aux chevaux et aux lettres (…) une image de Notre-Dame dans l’église de ce nom attire les pèlerins de tous les points de la Belgique." Het is een stil slapend groot dorp en bedevaartsoord midden een razend snel evoluerend België.

In de tweede helft van de negentiende eeuw neemt Halle deel aan de algemene maatschappelijke evolutie. Een groot geboorteoverschot en inwijking[11] leveren een tienjaarlijkse bevolkingsaanwas van 10% tot bijna 20%.[12] De bevolking groeit van de ongeveer negenduizend omstreeks 1880 tot bijna vijftienduizend in 1910.[13]

 

 

 

 

 

Halle op stafkaart omstreeks 1882

 

 

Jaar              Bevolking                  Groei 10 jaar

In 1856          7.386                       

In 1866          7.634                          3,35%

In 1876          8.831                          15,80%

In 1890          10.441                        12,51%

In 1900          12.615                        20,51%

In 1910          14.789                        17,25%

 

 

 

 

 

Een belangrijk deel van deze bevolkingsgroei gebeurt in de landbouwersgezinnen. Dit betekent dat elk perceel grond meer mensen moet onderhouden. Het aandeel van de landbouwuitbatingen kleiner dan een halve hectare stijgt van 39% in 1866 tot 50% in 1895. Ook het aantal kleine pachters, niet eigenaars dus, stijgt zeer sterk in die periode. Er komen meer en meer kleine “boerkes”, dus arme keuterboerkes.[14] Deze groep levert later bij verdere democratisering het stemvee voor de katholieke partij.

Gelukkig is er een sterke industrialisatie die de demografische explosie mee opvangt. De metaalnijverheid verviervoudigt haar tewerkstelling vanaf 1880 onder impuls en controle van de families Degreef en Moussiaux. Hun verschillende bedrijven zoals SA des Ateliers de Construction de Hal[15] en SA des Etablissements Relecom[16] geven in 1896 werk aan vierhonderd zestig personen. De textiel volgt dezelfde evolutie. Zoals uit de cijfers blijkt, had de stad omstreeks 1896 een gevarieerde en moderne industrie.[17]

 Vanuit de omgeving komen ook bijna vijfhonderd personen werken naar de stad: vooral uit Buizingen, Dworp, Lembeek, Sint-Pieters-Leeuw.[18]In 1910 is Halle goeddeels ontgroeid aan een agrarische economie. Op een bevolking van 14.789 inwoners, waren er 4.313 tewerkgesteld in de nijverheid en 1.070 in de handel.[19] De groeiende arbeidersbevolking van Halle is niet enkel tewerkgesteld in de stad maar ook in de omgeving. Bijna vijfhonderd arbeiders gaan werken in de chemie en textiel van Tubize. Slechts een enkeling werkt in de zuidelijke voorsteden van Brussel (Anderlecht, Vorst).

 

 

 

 

Halle op stafkaart omstreeks 1924

Liberalen en Katholieken

Er zijn maar twee grote politieke fracties in de stad en bij de gemeenteraadsverkiezingen zijn deze aan elkaar gewaagd. Binnen de stad stemt op het einde van de negentiende eeuw min of meer de grote helft van stemgerechtigden voor de Liberalen. Er is een diepe ideologische kloof tussen deze liberale fractie, voornamelijk tewerkgesteld in administratie, zelfstandige beroepen, handel, industrie, en het katholieke bevolkingsdeel. Dat is eerder actief in de traditionele handel en diensten in de rurale omgeving[20]. Een belangrijke bron van inkomsten is de handel afkomstig van de bedevaart. Min of meer de helft van de binnenstad stemt Katholiek. Buiten de stad, op het platteland is men katholiek en de kleine boeren zullen, eens ze stemrecht krijgen, voor de Katholieken stemmen.

Beide partijen houden elkaar in evenwicht zodat een lichte verschuiving binnen het kiezerskorps volgens de geldende meerderheidsprincipes het bestuur van de stad in één of andere richting laat doorslaan.

Pas op! De verkiezingen van toen hebben weinig gemeen met de huidige gang van zaken. Alleman kan, mag of moet niet stemmen bij de verkiezingen. Van 1831 tot 1893 geldt het cijnskiesstelsel. Alleen mannen vanaf vijfentwintig jaar die veel belastingen betalen, mogen gaan stemmen. De grondbelasting geeft hierbij de doorslag, wat de vaak adellijke grootgrondbezitters bevoordeelt. Slechts een heel klein deel van de bevolking kan dus mee het stadsbestuur verkiezen. Onder druk van allerlei omstandigheden wordt in de loop van de jaren de cijns enkele malen verlaagd.[21] Dan komen er telkens meer kiezers.

 

   Jaar     Aantal Belgen   Aantal kiezers  % bevolking

   1831     4.080.000          46.000                1 %

   1848     4.359.000          79.000                2 %

 

In die tijd wordt de burgemeester benoemd door de regering los van de uitslag van de verkiezingen. Een burgemeester is de spreekbuis van de regering en de gemeenteraad van het kiesvolk. Ook wordt de gemeenteraad niet in één keer verkozen maar telkens voor een gedeelte van de zetels. Tot 1885 worden deze verkiezingen om de drie jaar gehouden voor de gedeeltelijke vernieuwing van de gemeenteraad.

Alle zetels gaan naar de winnende lijst. Dit houdt in dat de partij die de meerderheid verwerft ook alle gekozenen levert en dus de absolute meerderheid der te begeven zetels verkrijgt. Bij de verkiezingen zijn niet méér dan twee partijen met levenskans, zoals nu in de Verenigde Staten en in Engeland. Men komt aldus tot vreemde toestanden. Zo moeten in 1878 zeven van de elf gemeenteraadsleden herkozen worden. De overige vier komen pas in 1881 aan de beurt. De Katholieken halen de overwinning en dus worden alle zeven te begeven gemeenteraadszetels katholiek, de overige vier en de burgemeester blijven liberaal.

Zolang er een beperkt aantal cijnskiezers is, halen de Liberalen doorgaans de meerderheid binnen de stad. Zoals we zagen, stemmen de gehuchten altijd katholiek maar de kleine eigenaars hebben geen stemrecht. Een katholieke regering maakt in 1872 dat voortaan ook kleine eigenaars kunnen stemmen maar tegelijkertijd verandert de regering de kiescijns zodanig dat de herbergiers (liberale stemmers!) uit de boot vallen. [22] Voor Halle betekent dit dat het aantal kiezers van 288 in 1970 groeit tot 536 in 1872, in principe dus meestal katholieke kiezers want een groter gedeelte van de boerenbevolking trekt ter stemming.

Toch behalen de Liberalen in 1878 de meerderheid in het parlement. Hun doelstelling is de schoolwet van 1842 af te schaffen en de liberale interpretatie van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs toe te passen. Ze brengen het lager onderwijs onder staatstoezicht. In zijn troonrede van 12 november 1878 vertolkt Leopold II deze visie: “L’enseignement donné aux frais de l’état doit être placé sous la direction et sous surveillance exclusives de l’autorité civile.”[23] De liberale regering benoemt ook een liberale burgemeester in Halle.

 

Ultramontanen Vrijmetselaars

Van 1878 tot 1881 wordt Halle bestuurd door een liberale burgemeester en een katholieke gemeenteraad.[24] Een ingewikkelde situatie! Zoals we zagen, stemt men in 1878 voor de vernieuwing van zeven van de elf mandaten en de zeven zetels gaan volledig naar de meerderheid, de Katholieken. Vier mandaten in de handen van de Liberalen zijn niet aan vernieuwing toe. Strijdpunt van de Katholieken is de bedevaart. “(…) het katholieke Halle, dat zijn ontstaan, zijn uitbreiding en zijn vooruitgang aan de katholieke bedevaarders te danken heeft (…) zal niet gedogen dat een liberaal bestuur, uitvoerder der Logie bevelen, door alle mogelijke tegenkantingen de bedevaarders uit Halle verwijdert en den handel de stad tegenwerke.[25] Ze verwijten de Liberalen dat ze deze bedevaart benadelen.”Men vergeet zo gemakkelijk niet hoe die deftige mannen de bedevaarders, die Halle doen leven en vooruitgaan, op de straten uitscholden.”[26]

De nieuw gekozen katholieken behoren allen tot de radicale rechtervleugel van de Katholieken, de zogenaamde Ultramontanen.[27] De voornaamsten onder hen zijn zoutzieder Emile Nerinckx, brouwer Edouard Petre en geneesheer Jacques Felix Vandenschrieck. (Allen drager van een straatnaam) Verder merken we bij de katholieken gemeenteraadsleden nog een eigenaar, twee landbouwers, een groothandelaar.[28]

De Katholieken tellen nu zeven gemeenteraadsleden op de elf. Nadat de liberale regering de liberale burgemeester, Hendrik Frederik Claessens, blijft steunen, gaan de katholieke poppen aan het dansen. Volgens de katholieke krant De Brusselaar van 27 oktober is betrokkene: “in de Brusselse loge als een fameus geusken geboekt.” Met de Loge worden de Vrijmetselaars bedoeld.[29]Op orde van de loge willen ze meester worden van het Halse gemeentebestuur.” De liberalen worden altijd vereenzelvigd met de Brusselse Loges der Vrijmetselaars. Voor de conservatieve Katholieken, gekend als de Ultramontanen, is de Loge de grote boeman. Van Rome tot Parijs en Brussel zien ze overal samenzweringen door deze organisatie tegen de Paus en de katholieke kerk.

Ook de Halse bedevaart wordt vernoemd als doelwit van deze vijanden van de kerk. “Het katholieke Halle, dat zijn ontstaan, zijn uitbreiding en zijn vooruitgang aan de katholieke bedevaarders te danken heeft, zal niet toelaten dat enige door de loge uitgezonden mortelbroeders daar de overhand voeren. Het zal niet gedogen dat een liberaal bestuur, uitvoerder van de loge-bevelen, door alle mogelijke tegenkantingen de bedevaarders uit Halle zal verwijderen en de handel van de stad zal tegenwerken. Al wie het welzijn van Halle behartigt, zal stemmen voor de katholieke kandidaten.”[30]

Er wordt bepaald met scherp geschoten in de Brusselaar van 3 november 1878: “De katholieke meerderheid is "écrasant"!! En nochtans hadden de heren beschavers à la Anspach[31] hemel - pardon! daaraan geloven zij niet- ­en aarde bewogen om te lukken. Hun fiskens, melkbaarden die hun eerste broek op de banken van de Brusselse universiteit verslijten, hebben ook de zolen van hun bottinekens versleten om op kiesdraf te gaan. Die lieve jongens, die eens vaders vreugd, moeders troost en Halles, …, ik weet niet wat zullen zijn, hebben zich zo hees geschreeuwd om leugens tegen de katholieken uit te braken dat, daags na de verkiezingen, al de kaliche, de jujube en de krotten van Halle uitverkocht waren. Och arme!”

Het mandaat van de vier resterende Liberalen in de gemeenteraad loopt af in 1881. De gedeeltelijke verkiezingen van dat jaar zijn minder desastreus voor de Liberalen maar ze verliezen toch het pleit en de laatste vier liberale gemeenteraadsleden worden vervangen door katholieke. Op 25 oktober 1881 bloklettert De Brusselaar: “Katholieke zegepraal. De Halse burgemeester met andere geuzen rollen in het zand.” De Katholieken hebben nu alle zetels. Er bevindt zich geen enkele liberaal meer in de gemeenteraad. De katholieke krant De Brusselaar schrijft op 3 november dat “de vier mortelbroertjes hun truweel in hun voorschoot mogen knopen en pak en zak maken.”

Emile Nerinckx wordt waarnemend burgemeester, E. Petre en F. Van den Schrieck waarnemend schepen. De liberale regering weigert de benoeming. Het duurt tot de val van deze regering en de machtsovername door de katholieke regering Malou in 1884 dat ze effectief benoemd geraken.[32]

Les Grosses Caisses

Er heerst dan in de stad een ware schooloorlog tussen de liberalen en de katholieken.[33] De bespreking ervan zou te ver leiden. De straat neemt het woord over. In 1883 organiseren de Halse katholieken zich als gestructureerde partij onder de naam van Association Cléricale.[34] De kerk organiseert petities waarbij de clerus zich ontpopt als een leger van plaatselijke agenten. De afhankelijkheid van de bevolking wordt grondig uitgebuit. Het populistisch spel is goed georganiseerd. De clerus zorgt voor de propaganda en de notabelen nemen het voortouw om hun handtekening te zetten. De kleine man volgt.[35]

Op 7 september organiseert de Association Cléricale een nationale betoging in Brussel die de geschiedenis zou ingaan als Le Saint-Barthélémy des grosses caisses. In de landelijke gebieden wordt volop gemobiliseerd en er zijn zestig- tot zeventigduizend deelnemers, waaronder honderd twintig fanfares. De optocht wordt in de Brusselse straten compleet uiteengeranseld door antiklerikale straatbendes. Geen enkele trom (grosse caisse) overleeft de optocht. Vandaar de naam. [36]

De katholieken mobiliseren ook in Halle en omgeving. Er gaan volgens eigen zeggen negenhonderd tachtig demonstranten uit onze streek naar Brussel. Ook deze delegatie zit van het begin tot het einde in de vechtpartijen tussen liberale tegenbetogers en de katholieke demonstranten. Op de Anspachlaan worden de Hallenaren aangevallen door een bende met knuppels gewapend. Schepen Petre wordt geslagen, Everaert aan het hoofd gewond. Sencié wordt aangehouden omdat hij zijn paraplu in de hoogte houdt. Hij blijft in de gevangenis tot maandag, wordt naar het Justitiepaleis gesleurd en tenslotte toch vrijgelaten. Aldus het katholieke blad De Brusselaar van 14 september 1884.

Uiteindelijk bloeden de officiële scholen leeg in Essenbeek en Breedhout en krijgen het hard te verduren binnen de stad. Het katholieke onderwijs krijgt de hegemonie op alle vlakken.[37]

Essenbeek op een  stafkaart van 1872

Essenbeek onafhankelijk

De Liberalen halen hun verlies zoals altijd in de gehuchten. Vandaar dat ze het plan opvatten om het katholieke bolwerk Essenbeek af te scheiden van de stad.[38] Dit gebeurt na de liberale verkiezingsnederlaag van 1881 omwille van de schoolstrijd “om de ziel van het kind.” Door Essenbeek, het grootste gehucht, administratief en zeker electoraal los te koppelen van Halle moeten ze in de stad hun meerderheid kunnen valoriseren.

Reeds in 1874 is Essenbeek parochiaal losgekoppeld van de Sint-Martinuskerk in Halle. De argumenten om de parochie los te koppelen van Halle worden tien jaar later door de Liberalen gebruikt om ze als zelfstandige administratieve gemeente te laten erkennen. [39]

1          de aanzienlijke bevolkingsaangroei

2          de uitgestrektheid van het gehucht

3          de grote afstand tussen Essenbeek en Halle

4          de slechte staat van de wegen.

De Liberalen gebruiken hun meerderheid in de nationale regering en parlement.[40] De homogeen katholieke gemeenteraad is uiteraard tegen maar de provincie Brabant geeft een gunstig advies gezien de twee kilometer die Essenbeek scheidt van de stad. In die periode is die twee kilometer nog heide en veld. Er staan geen huizen op de Nijvelsesteenweg en Sint-Rochus lig nog beneden de ‘barreel’. De nieuwe gemeente zou 1.160 ha omvatten en de 2.309 inwoners hebben al een nieuwe pastorie, een school, een kerkhof en een kerk. Enkel het gemeentehuis ontbreekt nog. [41]

De Katholieken voeren een heftige strijd tegen de afsplitsing van Essenbeek. Schepen Van den SchrieCk houdt in de provincieraad een lang pleidooi tegen. Hij onderstreept dat Essenbeek, dat noch over enige industrie, noch over enige handel van betekenis beschikt, bij een afscheiding niet in staat zal zijn het hoofd boven water te houden. Afgezien van een zestal landbouwers zijn alle inwoners van Essenbeek relatief arm. Er zijn ongeveer tweehonderd gezinnen van dagloners met een gemiddeld inkomen van twee frank per dag. Voorts zijn er nog honderd twintig tot honderd dertig gezinnen die het iets beter hebben maar toch bij de minste tegenslag zoals ziekte of overlijden, een beroep moeten doen op het Bureel van Weldadigheid (het toenmalige OCMW).[42]

Deze schets bewijst in feite het gelijk van de liberale thesis dat Essenbeek verwaarloosd is. De macht van de Katholieken in de landbouwgehuchten steunt eerder op de ideologische macht van de kerk dan op de welvaart die ze er brengen. Daarenboven zijn hun politieke vertegenwoordigers grootgrondbezitters die mede schuld dragen aan de armoede van de pachters.

1        Graaf Cornet de Grez, burgemeester van Dworp, katholiek provincieraadslid en lid van de Association Cléricale.

2        Prins K. d’Arenberg, lid van de Conferentie van H. Vincentius-a-Paulo.

3        Prins Rubampré, afstammeling van de familie de Mérode, volksvertegenwoordiger voor het arrondissement.[43]

Nieuwe gemeentegrenzen moeten echter goedgekeurd worden bij wet, dus door het parlement. Met vijfenzestig stemmen voor en eenenveertig tegen keurt de Kamer de oprichting van de gemeente Essenbeek goed.[44] Maar de liberale regering Frère-Orban moet spoedig nadien aftreden tengevolge van de schooloorlog. Na de parlementaire verkiezingen van juni 1884 wordt het wetsvoorstel door koning Leopold I niet goedgekeurd. Einde 1897 doen nog enkele Essenbekenaren een poging om van de regering de bekrachtiging te bekomen van de onafhankelijkheid maar de katholieken slagen erin heel het dossier in de doofpot te steken.[45]

De liberalen slaan terug

Het conflict tussen Liberalen en Katholieken heeft nog andere facetten. De katholieke meerderheid verbiedt de wekelijkse dansfeesten: “Waar de jonge dochters hare eer en de jongens hun gezondheid en het geld hunner ouders gaan verliezen.” Enkel de wekelijkse feesten onder hoede van de Katholieke Kring mogen nog doorgaan. De Liberalen repliceren dat de Katholieken Halle in een begijnhof willen veranderen.[46]

De katholieke meerderheid begint weer te tanen na het einde van de schooloorlog. Burgemeester Nerinckx wordt vanaf 1888 vervangen door E.Petre. Eveneens in dat jaar overlijden J. Blondeau en F. Van den Schrieck. In 1890 vernieuwen de liberalen hun lijst met brouwer Leopold Deboeck en koperslager Theofiel Relecom.

De liberale lijst stelt zich voor als Gemeentebelangen. In een Franstalige folder ontvouwen ze een programma met openbare werken en modernisering. De Katholieken antwoorden in hun weekblad La Gazette de Hal dat de Liberalen schijnheilig zijn en onder een valse naam opkomen. Er worden heen en weer schimppamfletten rondgedeeld. “Voor de liberalen kiezen, is de bedevaart vernietigen!” In 1890 worden er 926 kiezers ingeschreven. De Liberalen winnen overtuigend. Ze winnen alle te begeven zetels die aldus acht van de elf zetels hebben.[47]

Ook Leopold De Boeck is tot nieuw gemeenteraadslid verkozen. Op de installatievergadering van de nieuwe gemeenteraadsleden op 1 januari 1891, stelt de gemeenteraad de benoeming van Leopold De Boeck tot burgemeester voor.[48] Hij blijft dit tot 1895. Vanaf 1896 tot 1900 verhuist De Boeck naar de oppositiebanken. Na een nieuwe verkiezingsoverwinning van zijn partij, wordt hij door het Koninklijk Besluit van 5 juli 1901 voor de tweede maal burgemeester. Hij blijft het tot aan zijn dood op 15 november 1906.[49]

 

Meervoudig Mannenstemrecht

Onder druk van het socialistische straatrumoer en stakingen wordt het principe van het Algemeen Meervoudig Mannenstemrecht in 1895 ingevoerd.[50]

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1895, 1899, 1903, 1907 en 1911 had elke man (vanaf 30 jaar) minstens één stem. Personen met een groot inkomen, een diploma en huisvaders die enig bezit te verdedigen hadden, verkregen bijkomende stemmen. Maximaal kon een kiezer vier stemmen verenigen. Het algemeen meervoudig mannenkiesrecht betekende dus nog altijd een zwaar overwicht van de welgestelde burgers. Ook een andere vernieuwing werd door de nieuwe gemeentelijke kieswet doorgevoerd: de gemeenteraadsverkiezingen zouden om de vier jaar plaatsvinden, voordien was dat om de drie jaar. De regeling dat de gemeenteraad slechts gedeeltelijk werd vernieuwd, bleef behouden.”[51]

 

Jaar    Aantal Belgen  Aantal kiezers % bevolking
1894

6.342.000

1.355.000  21 %

 

Door de invoering van het Algemeen Meervoudig Mannenstemrecht wordt het aantal kiezers verdubbeld.[52] Wie belastingen betaalt en/of gestudeerd heeft, krijgt meer stemmen maar toch wordt door het nieuwe systeem eindelijk de stem van het volk gehoord. In de grote steden komen de Socialisten in het politieke spel.

Het Algemeen Meervoudig Mannenstemrecht t had desastreuze gevolgen voor de Liberalen. Met past het principe toe van de absolute meerderheid, waardoor bij de verkiezingen alle zetels uit een omschrijving naar de partij gaan met de meeste stemmen. Dit bevoordeelt de Katholieken op een ongehoorde wijze. Bij de parlementsverkiezingen in oktober 1894 veroveren de Katholieken alle 18 te begeven mandaten in het arrondissement Brussel, dat een traditioneel liberaal bolwerk is. Ze halen een meerderheid van circa 6000 stemmen. Indien die zetels naar de liberale lijst gegaan waren, zou dat een verschuiving van 36 zetels ten voordele van de oppositie betekend hebben.[53] De Katholieken weten hun aantal en hun wetten te gebruiken om hun invloed te vergroten.

In de gemeenteraadsverkiezingen van 1895 behalen de Halse Katholieken een nipte meerderheid. [54] Bij deze verkiezingen worden 1 868 kiezers opgeroepen. Uiteindelijk verkiezen ze een gemeenteraad met zeven Katholieken. Er resten zes Liberalen.[55] De volgende drie jaar, tot 1899 regeren de Katholieken met deze zeer kleine meerderheid. Het is in deze periode dat de burgemeester in een brief aan L’Emulation schrijft: “Nous ne pouvons vous accorder l’autorisation de faire suivre la fête (…) d’un bal.[56]

De invoering van het Algemeen Meervoudig Mannenstemrecht betekent in Halle niet het einde van het tweepartijenstelsel van Katholieken en Liberalen. “Zoals in het grootste deel van de 19de eeuw het geval was, bekampen twee partijen elkaar, namelijk de liberale en de katholieke partij. Andere partijen, de socialistische en de daensistische, probeerden zich in de Halse politiek te manifesteren, maar slaagden daar niet of nauwelijks in.” Het zogenaamde meerderheidsstelsel blijft immers in voege.[57] Ze halen wel stemmen weg bij de Liberalen.

Desondanks levert de gemeenteraadsverkiezing van 1899 in Halle weer een liberale overwinning op. “De heilige stad Halle wordt liberaal.” schrijft Het Laatste Nieuws op 17 oktober 1899. “De verkiezingen van 15 oktober 1899 waren nog maar eens een confrontatie tussen de katholieken en de liberalen. Deze laatsten kwamen als overwinnaars uit de strijd. Van de dertien gemeenteraadszetels bezetten zij er zeven, een meerderheid van één zetel. Het College van burgemeester en schepenen kwam bijgevolg in liberale handen. Brouwer Leopold De Boeck werd, na een eerste ambtstermijn van 1891 tot 1895, voor de tweede maal burgemeester. Dokter Edouard Dewée en bierhandelaar Auguste Vervoort werden de schepenen.” [58]

Het is in deze sfeer dat Hal-Attractions op 10 april 1905 gesticht wordt met de liberale burgemeester Deboeck als ondervoorzitter. Deze vereniging kan natuurlijk rekenen op de uitdrukkelijke steun van het liberale stadsbestuur. De eerste activiteit is de herdenking van de Belgische Onafhankelijkheid op 2 juli 1905. De organisatie verloopt volledig in samenspraak met het stadsbestuur dat onder andere voorziet in nadar-afsluitingen. Later dat jaar trakteert burgemeester Deboeck de leden van Hal-Attractions zelfs op een etentje ter gelegenheid van de opening van de jacht.[59]

Het is pas met de verkiezingen van 1907 dat deze liberale dominantie gebroken wordt. Bij de verkiezingen van 20 oktober 1907 zijn twee lijsten ingediend: enerzijds een kartellijst, het Gemeenteverbond, van Liberalen en Daensisten, anderzijds een lijst van Katholieken.[60] De verkiezingen zijn een regelrechte overwinning voor de Katholieken die te begeven zetels winnen. De gemeenteraad telt voortaan tien Katholieken. Er resten drie Liberalen. De katholieke voorman en industrieel Karel Nerinckx, zoon van ex-burgemeester Emiel Nerinckx, wordt burgemeester. De liberaal Edouard Dewée blijft eerste schepen en de katholiek Jozef Debast wordt tweede schepen.

Het is wel merkwaardig dat de liberaal Dewée schepen blijft, ondanks de absolute meerderheid van de katholieke partij in de gemeenteraad. Dit is evenwel het gevolg van het feit dat de gemeenteraad vóór de Eerste Wereldoorlog slechts gedeeltelijk wordt vernieuwd. Zo is Dewée in 1903 verkozen tot raadslid en daarna tot schepen benoemd. Hij moet dus in 1907 niet aan de verkiezingen deelnemen en aan zijn benoeming wordt niet geraakt. Het gaat hier met andere woorden niet om een coalitie van Katholieken en Liberalen![61]

De verkiezing van de nieuwe meerderheid heeft onmiddellijk zijn repercussie op de feestelijkheden. In de Règlements communaux de la ville de Hal wordt in 1907 een paragraaf gewijdt aan Jeux et Divertissements:[62]

Art 82: Les chansons obscènes sont interdites dans les rues et lieux publics.

Art 83: Hors le temps de carnaval, il est défendu de se montrer masqué ou travesti dans les rues et places publiques.

Art 84: Nul ne peut prendre un déguisement pouvant porter atteinte aux bonnes mœurs, aux égards dus au culte, au prestige de l’armée, aux autorités publiques ou qui seraient de nature à troubler l’ordre public.

 

Na de verkiezingen in 1907 en 1911 worden de Liberalen definitief weggewerkt uit het stadsbestuur. Dat komt omdat het zogenaamde meerderheidsstelsel in voege blijft bij de gemeenteraadsverkiezingen. Dat meerderheidsstelsel bemoeilijkte ook de doorbraak van nieuwe, nog niet levenskrachtige partijen. In Halle zijn de socialistische en de daensistische partij daar voorbeelden van. De socialistische partij waagt zich in 1903 een eerste maal in de politieke arena, maar het resultaat is een jammerlijk fiasco.

Zoals elders wordt ook in Halle kartelvorming de regel. In 1907 zullen de Daensisten en in 1911 de Socialisten overgaan tot een kartel met de Liberalen. Dit komt er eigenlijk op neer dat ze hoogstens een paar plaatsen verkrijgen op een liberale lijst maar geen gekozenen hebben.[63]

 

Taalstrijd in Halle

Er doen zich intussen in de maatschappij en de politiek enkele belangrijke ontwikkelingen voor! De Nederlandstaligen eisen meer rechten op in de administratie, bestuur en onderwijs wat met tijd  zal uitlopen op de taalwetten maar in de besproken periode voorlopig enkel nog tot veel discussie leidt. (Lees ook onze bijlage La Flandre, qu'elle crève).

In Halle is de toestand voor het Nederlands zeer precair omdat de stad historisch thuishoort in het Franstalige Henegouwen. Bovendien is de stad als het ware omringd door Franstalige buren. Vooral het industriële Tubize en de verfranste grootstad Brussel beïnvloeden het taalgebruik in de Zennestad. Het bestuur en de handel zijn grotendeels verfranst. De bevolking gaat zich meer en meer als tweetalig profileren in deze omstandigheid. Bij de bevolkingstellingen gebeuren er ook talentellingen.

 

Jaar    Nederlandstalig    Franstalig     Tweetalig
1866    6.472 (85,70%) 243 (3,1%)  865 (11,20%)
1910    9.707  (71,70%) 641   (4,30%) 3.559 (24,00%)

 

Er groeit in Halle stilaan een reactie tegen het overwicht van het Frans. De strijd voor respect voor het Nederlands als cultuurtaal is lange tijd in handen van liberale intellectuelen.[64] Vanuit de katholieke hoek is men weinig opgezet met de eerder Groot-Nederlandse en vrijzinnige opstelling van deze liberale (en socialistische groepen). In 1889 is Leopold Everaert, gemeentelijk onderwijzer te Halle, één van de achtenveertig stichters van de Vlaamse Bond van het arrondissement Brussel. Het doel is de Vlaamse behoudsgezinden te groeperen, die zich niet bij de bestaande liberale Vlaamse kringen willen voegen.[65]

Een andere organisatie, Kring Gelijkheid is in Halle een drijvende kracht bij de katholieke Vlaamsgezinden. Deze kring ijvert voor de vernederlandsing van de administratie. In 1898 organiseert de Kring Gelijkheid een vaderlandse manifestatie ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de Boerenkrijg. De katholieke gemeenteraad steunt het initiatief en belooft de eerst volgende nieuwe straat te noemen naar Vanden Eeckhoudt, de leider van de boerenopstand in Pajottenland.[66]

In oktober 1897 stuurt de Kring een brief naar het dan katholieke gemeentebestuur. Het katholieke gemeentebestuur reageert niet maar wat later zal het katholieke raadslid Possoz een interpellatie houden bij het dan weer liberale gemeenbestuur rond dezelfde punten.[67]

  1  De dagorder van de gemeenteraad moet in beide talen gesteld worden.

  2 De gemeentereglementen moeten vertaald worden voor hun goedkeuring.

  3   Er zal in het Vlaams geschreven worden naar de kleine gemeenten.

Er gaan zo enkele verhalen over de reactie van de liberale Burgemeester Deboeck. Zo zegt Clement dat hij bij vraag om medewerking de gevleugelde woorden gesproken hebben: “In Vlonderen Vloms en in ’t huizeken stront![71] Deze uitspraak heb ik nooit gehoord maar ik herinner mij wel een andere parafrase: “In Vlaanderen Vlaams en in Spaanderen Spaans.” Waarbij de lange “aa” op zijn typisch Hals uitgesproken wordt zoals in “waa”.

Want zowel katholieke als liberale politici blijven gehecht aan het Frans als politieke voertaal in Halle. Als in de Kamer van Volksvertegenwoordiging de wet Coremans[72] wordt besproken, stemt de gemeenteraad van Halle eenparig de volgende motie. Considérant que la suppression de la section française à l’école moyenne de Hal aurait de résultats fâcheux pour la population du canton (..) émet le vœu de voir maintenir les sections françaises dans les écoles moyennes de la partie flamande du pays.[73]

Er wordt in die tijd een weekblad De Hallenaar uitgegeven dat de spreekbuis is van de katholieke Vlaamsgezinden. Maar veel resultaat komt er al bij al niet en de Kring Gelijkheid en het weekblad geraken in de vergetelheid. De invloed lijkt niet zeer diepgaand te zijn.[68]

In het Rijksonderwijs “den école moyenne” is sinds de 1ste taalwet op het Nederlands in 1883 het Nederlands ingevoerd in aan aantal vakken . Er wordt ook deelgenomen aan landelijke opstelwedstrijden in het Nederlands. Maar deze school haalt daar geen profijt van omdat het O.L.V.-College zodoende meer studenten uit de Franstalige milieus aantrekt.[69] In het katholieke onderwijs komt er ook reactie. “Zo stichtte Deken Michiels samen met E.H. Magosse, directeur van het “Institut Notre-Dame de Hal”, de Halse afdeling van de “Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding”, een schuchter maar enthousiast tegengewicht voor de zeer bedrijvige “Extension Universitaire” en “Amitiés Françaises.”[70]

Enkele besluiten

1      De stad blijkt in de jaren voor de eerste wereldoorlog afwisselend in liberale en katholieke handen te zijn.

2      In de stad zelf hebben de Liberalen veel aanhang maar de verkiezingen verliezen ze met grote zekerheid in de gehuchten Essenbeek en Breedhout.

3       De Liberalen zijn traditioneel verdedigers van het carnaval.

4      Indien de Liberalen na de invoering van het Algemeen Stemrecht een volkse basis wensen te verkrijgen doen ze dit als verdedigers van het carnaval dat in de volksbuurten uitgebreid en spontaan gevierd wordt.

5      Daarenboven krijgen de Liberalen zo de steun van de middenstand, caféhouders die lijdzaam grote groepen stadsgenoten zien verdwijnen naar de carnavals over de taalgrens.

6       De Katholieken zijn fel anticarnaval en deze houding zal slechts stilaan en traag evolueren na 1909 vanaf de intrede van de katholiek August De Maeght in de gemeenteraad. Hij zal ook lid worden van Hal-Attractions en later burgemeester van de stad.

7      Later worden nog andere katholieken lid van Halattraction zoals de daensist Van Volsem. (Georske van op de Met). Tegenwoordig offeren de carnavallisten op carnavalzondag een kaars aan Onze-Lieve-Vrouw van Halle. Jaarlijks is de basiliek te klein voor dit unieke ritueel uitgevoerd oor de Gilles.

8      Het is een schromelijke vereenvoudiging als dat de Liberalen franskiljonse bourgeois zijn en de Katholieken Vlaamsgezind. Het is pas met de opkomst van het Algemeen Stemrecht dat de volkstaal aan belang zal winnen. (Zie: La Flandre qu'elle crève!)

9      Hal-Attractions is niet gesticht als carnavalorganisatie maar wel als organisator van evenementen. Het eerste evenement in 1905 zijn de feesten ter herdenking van de Belgische Onafhankelijkheid.

10     We wensen nogmaals te onderstrepen dat Halattraction niet de stichter is van het Halse carnaval dat al veel langer gevierd wordt dan 1905. Halattraction organiseert wel een carnavalstoet vanaf 1906 tot aan de Eerste Wereldoorlog. En doet dit opnieuw sinds 1932.

Armand SERMON
armand.sermon@skynet.be

Zie ook stafkaart van omgeving Halle omstreeks 1880

 

Voetnoten

[1] VENCKEN, J., 100 Joer Tagada, Halle, eigen uitgave, 2005. Verkoopprijs € 40,00. Voor carnavallisten promo € 20,00 te bestellen bij onze redactie.

[2] Onze leidraad is grotendeels BRICHAU, R., De weerslag in Halle van de momenten van de nationale politiek-sociale geschiedenis (1830-1914), onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Brussel, VUB, 1970-1971.

[3] Zie DENECKERE, G, red., Carnaval en Communitas. Reflecties over de authenticiteit, onderdrukking en herleving van een volkse feesttraditie.Themanummer. In: Oost-Vlaamse Zanten, Tijdschrift Volkscultuur in Vlaanderen, Jrg. 65, Nr. 3, 2000, p. 241-341.

[4] - “On peut donc croire que l’appartenance chrétienne révélée par les appellations calendaires n’est pas une explication probante à elle seule. Il est admis généralement que l’instauration du Carême à partir de la Quadragésime, puis, dès le neuvième siècle, quatre jours auparavant (en compensation des dimanches de la période) a eu pour conséquence de repousser à la limite même du Carême chrétien, des coutumes beaucoup plus anciennes, lointain héritage cultuel du paganisme. Cette hypothèse constituerait, à notre sens, une explication plus valable des rites étranges déjà signalisés, de cette licence, de ces privautés matérielles ou physiques qui sont autorisées par la coutume, en ces jours-là, aux seuls porteurs du masque, comme si ceux-ci possédaient des droits, des privilèges sur la communauté.” GLOTZ, L’origine et l’évolution de quelques types carnavalesques de Wallonie (Belgique), Lisboa: Separata das actas do congresso internacional de etnografia, promovido pela camara municipal de Santo Tirso de 10 a 18 de julho de 1963, volume terceiro, 1965, p. 3.

[5] - Cit. ROOIJAKKERS, Repertoires, p. 410.

[6] - PANKEN, Volksgebruiken en gewoonten in Noord-Brabant. In: Ons Volksleven, Tijdschrift voor taal-, volks- en oudheidkunde, 7(1895) pp. 40-41. Cit. ROOIJAKKERS, Repertoires, p. 411..

[7] VENCKEN, J., Parochiearchief van Sint-Martinus. In: De luuper, jrg. 7, nr. 13, p. 3–4.

[8] BRICHAU, De weerslag. Op 1 januari 1830 waren er 5.863 inwoners volgens de Almanach de Poche de Bruxelles. Brussel, 1831, p. 135.

[9] BRICHAU, De weerslag. Op een totaal van 233 grondeigenaars waren er 29 eigenaars die twee derden van de inkomsten trokken. De belangrijkste grootgrondbezitter was Arenberg die in 1837 een vierde van alle grondrenten inde. Deze grootgrondbezitters verpachten aan 755 pachters. Régistre des cotes fonciéres de 1837, 1838 et 1839. Division de cotes foncières de la ville de Hal. Gemeentearchief , ARA.

[10] BRICHAU, De weerslag. Annuaire Industriel et Administratif, 1832, p. 134 -135, spreekt over nog geen zeventig uitbaters van nijverheid of handel.

[11] BRICHAU, De weerslag. Zie, p. 51 e.v. Het hoogtepunt van de inwijking gebeurt omstreeks 1897-1901.

[12] BRICHAU, De weerslag. Er was een inkrimping van de aangroei tijdens de cholera-epidemie van 1834 en 1866 en tijdens de economische rampjaren in de zestiger jaren van de negentiende eeuw.

[13] BRICHAU, De weerslag. Population.Recensement général. 1856, 1866,1880, 1890, 1900, 1910.

[14] BRICHAU, De weerslag, p. 57. Agriculture. Recensement général, publié par le Ministère de l’Intérieur, Brussel. Zie de opeen volgende publicaties.

[15] BRICHAU, De weerslag, p. 59. Metaalconstructie zoals kisten, geraamten, landbouwwerktuigen, vaste en beweegbare bruggen, wagentjes. Zie CLEMENT, Raymond, Een Hals Constructiebedrijf met wereldfaam ca. 1900. In: Hallensia, jrg.24,nr 4, oktober-december 2002, p. 26-30. Een uitgebreid artikel naar aanleiding van de aankoop van een antiquariaatsboek. Het bedrijf stelde een vierhonderdtal arbeiders te werk en leverde topconstructies. over gans de wereld, tot in Siam en Japan. Gelegen aan de “brugge van Lekok” waar voordien het metaalbedrijf Lecocq stond. Zie ook http://users.skynet.be/bdl/historascens.htm over de sluizenbouw op de Canal du Centre.

[16] BRICHAU, De weerslag, p. 60. Gieterij van brons, koper, nieuwzilver.

[17] BRICHAU, De weerslag. Industrie. Recensement, 1880 en Ind. Recen., 1896, publié par le ministre de l’Intérieur et de l’Instruction Publique, Brussel. De textiel heeft in 1896 reeds een honderdtal personeelsleden, papier een vijftigtal. Compagnie générale du gaz: 4 arbeiders. Zeepziederij eigendom Vangele-Vloeberghs: 3 personeelsleden. Sa de la Pharmacie centrale de Belgique: 14 personeelsleden. Het oude fabrieksgebouw domineerde lange tijd de site aan het station. Een stuk wordt als bouwkundig erfgoed geklasseerd.(Zie HERREMANS, Stijn, De rotonde van de P.C.B. In: Hallensia, jrg 24, nr 1, p. 8-13.) Steenbakkerij en bouw Malbecq: 63 werknemers. Brouwerijen zoals Deboeck, Petre, weduwe Sen, gebroeders Van Lier, gebroeders Ghysels, A. Moerman, Beeckman: een negentig personeelsleden. De stokerijen van S.A. Distilleries et Sucreries réunis hadden een zestigtal werknemers, dezelfde S.A. had ook suikerfabriek met meer dan driehonderd werknemers. De cichoreifabrieken telden een vijftigtal werknemers. (Zie ook het artikel tentoonstelling Pacha in het Voetlicht. In: Hallensia, jrg 24, nr 3, p.27). De schoenenfabrikanten telden meer dan vijftig personeelsleden.(Lees over de wedervaren van mijn grootvader Maurice Merckx in Hallensia, jrg 27, nr. 1, p. 5) In de bekende mandenmakerij, een Halse specialiteit, zaten een tiental werknemers.

[18] BRICHAU, De weerslag. Recensement de l’industrie et du commerce (31 décembre 1910), 1ère partie, recensement professionnel, Brussel, 1913.

[19] BRICHAU, De weerslag, p. 64.

[20] Zo is er een bloeiende veemarkt in de stad die tevens een stimulans is voor de kleine landbouwbedrijven in de omgeving.. BRICHAU, De weerslag, p. 38.

[21] In 1848 moeten de liberalen onder druk van internationale revolutiedreiging de kiescijns verlagen tot op het grondwettelijke minimum (42 fr.). Dit brengt het aantal kiesgerechtigden stilaan op een honderdduizend. Voor een verdere verlaging van de kiescijns is een grondwetsherziening nodig. MARGOT, Bert, Stijl en standpunt. De strijd tussen de Belgische doctrinairen en progressisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Licentiaatsscriptie Geschiedenis. Leuven, Katholieke Universiteit, 2002-2003.

[22] In 1871 voert de katholieke regering d’Anethan een electorale hervorming door. De directe belasting op de uitbating van een drankgelegenheid wordt vervangen door accijnsrechten, die niet in aanmerking komen voor de berekening van de kiescijns. Hierdoor verliezen heel wat herbergiers, trouwe liberale keizers, hun stemrecht. Bovendien worden nieuwe groepen kiezers geschapen, door bijvoorbeeld de grondbelastingen op te trekken. De liberalen zullen, eens zij vanaf 1878 opnieuw aan de macht komen, proberen het klerikale kiezerspubliek in te perken. De wet van 26 augustus 1878 bepaalt dat de bewoners van openbare gebouwen, lees voornamelijk de parochiale geestelijkheid, niet langer personele belastingen moet betalen. Verder verdwijnt de belasting op paarden voor boeren die minder dan het grondwettelijke minimum aan belastingen betalen, tenzij het luxepaarden betreft. Op 26 juli 1879 wordt de personele belasting op het aantal haarden verworpen ten voordele van die op deuren en vensters. MARGOT, Bert, Stijl en standpunt. De strijd tussen de Belgische doctrinairen en progressisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Licenciaats scriptie Geschiedenis. Leuven, Katholieke Universiteit, 2002-2003.

[23] DENECKERE, Geuzengeweld, Antiklerikaal straatrumoer in de politieke geschiedenis van België, 1831-1914, pp. 100.

[24] Zie LORIES, Essenbeek, p. 10.

[25] BRICHAU, De weerslag, p. 79. Volgens de katholieke krant De Brusselaar, 27/10/1878.

[26] BRICHAU, De weerslag. Volgens de katholieke krant De Brusselaar, 3/11/1878.

[27] Ultramontanisme (van ultra montagne, ginds over de bergen) is een sterk emotionele verering van de paus als reactie op de hervormingen in de maatschappij en de politiek in het begin van die negentiende eeuw. De ultramontanen verlangen een terugkeer naar een door de kerk en adel beheerste maatschappij onderworpen aan het pauselijke gezag en geleid door een politieke partij onder directe leiding van het episcopaat. In de tweede helft van die eeuw krioelt het van trouwe op Rome gerichte mannen- en vrouwencongregaties, katholieke verenigingen en allerlei organisaties, die in de geest van de restauratie en van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de paus de politieke polarisatie in de samenleving versterken. In de kerkelijke hiërarchie bestond ook een meer liberale tendens die echter al vroeg op een zijspoor gezet werd.

[28] BRICHAU, De weerslag, p. 70-71. Boeiend is de sociale samenstelling van de gekozenen. Bij de liberalen vinden we een herbergier, een brouwer, een majoor, een vrederechter, en drie meelstekers.

[29] De Loge der Vrijmetselaars is geïnspireerd op de middeleeuwse ambachten. Vooraanstaande intellectuelen, politici, kunstenaars maken er deel van uit. De Paus zette de Loge in de ban van de kerk zodat alle katholieken (waaronder ook kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders) de Loge verlaten. De Loges worden zo het verzamelpunt van de antiklerikalen, zij die de toenmalige almacht van de kerk bevechten.

[30] Brusselaar,  27 oktober 1878. Citaten bij LERNOUT, G., De politieke geschiedenis van de stad Halle, 1830-1914. In: Hallensia, jrg. 2, nr. 2, april-juni 1980, p. 19-29.

[31]  Liberaal bur­gemeester van Brussel.

[32] Liberalisme in Halle. In: Hallensia, jrg 18, nr 4, oktober-december 1996, p. 11.

[33] Het is de plaatselijke reflectie van de gevolgen van de wet Van Humbeeck van 1 juli 1879 inzake het lager onderwijs. Er komt een neutraal onderwijs door leken onder staatscontrole. Er is geen godsdienstonderwijs meer in de scholen.

[34] BRICHAU, De weerslag. Bestuursleden waren E. Nerinckx, advokaat, F. Vandenschrieck, geneesheer, P.J. Borremans, apotheker, E. Possoz, notaris, L. Everaert, onderwijzer. De Brusselaar 9/11/1884.

[35] REYNEBEAU, Het klauwen van de leeuw, p. 86.

[36] Zie de beschrijving van 'Le Saint-Barthélémy des grosses caisses'. In: DENECKERE, Geuzengeweld, Antiklerikaal straatrumoer in de politieke geschiedenis van België, 1831-1914, pp. 116-122.

[37] BRICHAU, De weerslag, p. 76. Geeft een overzicht van de totale overwinning van de katholieken

[38] BRICHAU, De weerslag. Het liberale blad L’Avenir de Hal, 6/6/1880 schrijft: “Le curé d’Essenbeek, ce Jésuite Fini (…) a dit à ses ouailles: si vous votez pour M.Dupont vous omettez un péché mortel."

[39] Een uitgebreid artikel over deze kwestie door LORIES,Vic, Essenbeek op eigen benen? In: Hallensia. Jrg. 25, nr 1, jan.-maart 2003, p. 7–10. Artikel met heel wat details. Auteur beschrijft het gebeuren vanuit het parochiearchief van Essenbeek en dus vanuit katholieke hoek.

[40] BRICHAU, De weerslag. De Brusselaar, 28/9/1884.

[41] LORIES, V. In: Hallensia, jrg 25, nr 1, jan.maart 2003, p. 8 – 9.

[42] LORIES, V. In: Hallensia, jrg 25, nr 1, jan.maart 2003, p. 8.

[43] BRICHAU, De weerslag, p. 86.

[44] LORIES, V. In: Hallensia, jrg 25, nr 1, jan.maart 2003, p. 9.

[45] LORIES, V. In: Hallensia, jrg 25, nr 1, jan.maart 2003, p. 10.

[46] BRICHAU, De weerslag. De Brusselaar 21/2/1886 vermeldt de Katholieke Schoolpenning, de Kring der Xaverianen, De Sint Maartenskring.

[47] Liberalisme in Halle. In: Hallensia, jrg 18, nr 4, oktober-december 1996, p. 15.

[48] De regering gaat op dit voorstel in en door het Koninklijk Besluit van 19 januari 1891 wordt hij benoemd tot burgemeester van Halle.

[49] Leopold De Boeck werd geboren te Halle op 1 februari 1846. Hij was de op één na jongste van de dertien kinderen. Vader Felix was eerst landbouwer in zijn geboorteplaats Lembeek, daarna was hij brouwer te Halle. Moeder Philippine kwam uit een welstellend landbouwersgezin van Beert. Leopold De Boeck nam na de dood van zijn vader, in 1864, op achttienjarige leeftijd de brouwerij La Paix over. LERNOUT, Guy, De Halse politiek in de 20ste eeuw. In: Hallensia, Tijdschrift over de geschiedenis van Halle, Buizingen en Lembeek. Nieuwe reeks, Driemaandelijks, jrg. 22, nr 3-4, april-december 2000, p. 122.

[50].Ook in Halle wordt deelgenomen aan straatrumoer en stakingen. Bekend zijn de rellen als reactie op de katholieke verkiezingsoverwinning van 1912. Er breken overal protestbetogingen uit. Deze zijn een voorbode van de grote stakingen van 1913 voor het enkelvoudige algemeen stemrecht volgens het principe één man, één stem. BRICHAU citeert het Laatste Nieuws 07/06/1912 “Te Halle, Lot en Ruisbroek hebben woensdag nanoen (…) een duizend vijfhonderdtal fabrieksarbeiders het werk gestaakt en betoogd. 1300 waren in de nanoen in Ruisbroek, doch maatregelen werden genomen om hun te beletten in de hoofdstad te geraken.” De Gazet van Brussel van 15.06/1912 vermeld dat de betoging uitging van de werklieden van de vier ijzerfabrieken van het kanton. Ze protesteerden tegen het neerschieten van de “slachtoffers van het algemeen stemrecht, gevallen te Luik en elders.” Zie TROCLET, Léon, Juin 1912 à Liège. S.l., Editions P.A.C., 1980. “Le soir du 3 juin 1912, au lendemain d’élections, eut lieu place Saint-Lambert un début d’émeute qui fut réprimé brutalement par la gendarmerie et qui se solda par trois morts et une vingtaine de blessés.". Een gedetailleerd beeld van deze stakingen bij DENECKERE, G., Sire het volk mort. Sociaal protest in België, 1831-1914. Gent/Antwerpen, 1997.

[51] De periode waarin de gemeenteraadsleden op basis van het algemeen meervoudig mannenkiesrecht werden gekozen, nam een aanvang na de eerste grondwetsherziening in België (1893; 1895 voor de kieswetgeving voor de gemeenten). Zij duurde tot na de Eerste Wereldoorlog, en wel tot 1921. LERNOUT, Guy, De Halse politiek, p. 106.

[52] Voor de verdeling der kiezers met één of meerdere stemmen zie Verkiezingen te Halle einde 19e eeuw, begin 20ste eeuw, Tentoonstelling Zuid-Brabants Museum, Halle, 1991, p. 11-12.

[53] DENECKERE, Geuzengeweld. Antiklerikaal straatrumoer in de poltieke geschieenis van België, 1831-1914. Brussel, VUB-Press, 1998, p. 146.

[54] De eerste verkiezingen met algemeen meervoudig stemrecht in 1894 zorgden voor een onverwacht grote socialistische doorbraak in verscheidene Waalse industriële arrondissementen: de BWP totaliseerde zoals gezegd 28 zetels, ongeveer drie keer zoveel als de conservatieven verwacht hadden. Op gemeentelijk vlak hadden de socialisten in allianties met de radicale liberalen inmiddels al een zestigtal lokale besturen veroverd.(…) Aangezien de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht ook een herziening van de gemeentelijke kieswet noodzakelijk maakte, werd die hervorming aangegrepen om de socialistische doorbraak in de gemeentebesturen zoveel mogelijk in te dijken. Op 27 februari 1895 werd het wetsontwerp ingediend. Anseele zou de wet 'la loi des quatre infämies' noemen, omdat er vier beperkingen op het algemeen stemrecht werden ingevoerd. Jongeren, die radicaler geacht werden dan ouderen, werden van het stemrecht uitgesloten door een leeftijdsgrens van 30 jaar in te bouwen. Men moest bovendien drie jaar in een gemeente gewoond hebben alvorens er te mogen stemmen: honkvaste arbeiders werden verondersteld conservatiever te zijn dan mensen die frequent van werk en woonst veranderden. Zoals bij de parlementsverkiezingen kregen bezittende huisvaders een supplementaire stem, maar voor de gemeenteraadsverkiezingen werd de differentiële kies cijns opnieuw ingevoerd zodat de plattelandskiezers zoals in 1831 weer het overwicht hadden. Ten slotte kregen de grondeigenaars nog een bijkomende stem, terwijl mensen die hun inkomsten uit handel en industrie haalden daarop geen aanspraken konden maken. Met die viervoudige rem op het algemeen stemrecht werd het gemeentelijke electoraat zo drastisch gereduceerd dat het gemiddeld zelfs kleiner werd dan het kiezerskorps voor het parlement, daar waar het vroeger een veelvoud was geweest. Zie La loi des Quatre Infâmies in DENECKERE, Geuzengeweld, p. 147-148.

[55] Liberalisme in Halle. In: Hallensia, jrg 18, nr 4, oktober-december 1996, p. 19. LERNOUT, Guy, De Halse politiek, p. 106.

[56] Stadsarchief, 30 november 1898. Zie: VANDERHEYDEN, Carnaval in Halle. Een bruisend volksfeest, p. 9.

[57] LERNOUT, De Halse politiek, p. 122.

[58] LERNOUT, De Halse politiek, p. 106-107.

[59] VENCKEN, 100 joer, p. 22.

[60] VANDORMAEL, H., Daensisme te Halle, Hallensia, jrg. 1, nr. 1, januari-maart 1979, p. 33-36. Zie ook MERCKX, M., In Halle Gewonnen en Geboren, p. 40.

[61] LERNOUT, De Halse politiek, p. 106-107.

[62] VANDERHEYDEN, S., Carnaval aan banden. In: Hallensia, Jrg. 20, Nr.1, 1998, p. 17.

[63] LERNOUT, De Halse politiek, p. 122.

[64] Het waren vooral jonge intellectuelen die vrijzinnige studentengenootschappen stichten te Gent, ’t Zal wel Gaan, en te Brussel, Geen Taal geen Vrijheid.  Rond het literaire tijdschrift Van Nu en Straks schaarden zich een reeks bekende Nederlandstalige kunstenaars zoals Cyriel Buysse, Emmanuel De Bom, Prosper Van Langendonck, Jacques Dwelshauvers, Henry Van de Velde, James Ensor, Georges Minne. De grote voortrekker van deze beweging was August Vermeylen. De jonge redactieleden van Van Nu en Straks waren, zoals vele jongeren van de gegoede burgerlijke klasse uit die tijd, sterk geïnspireerd door de nieuwe anarchistische ideeën die België bereikten via Franse vertalingen. Interessante tentoonstelling in Antwerpen over de Franstalige Vlaamse schrijver Verhaeren. Zie ook gelijknamige boek  GULLENTOPS, VANDEVOORDE, Anarchisten rond Emile Verhaeren, Brussel, VUBPRESS, 2005.

[65] BRICHAU, De weerslag, p.89.

[66] CLEMENT, DECRETON, Halle, een Bourgondisch feest, Tielt, Lannoo, 1991, p. 97.

[67] BRICHAU, De weerslag, p. 94.

[68] Jan Boon schrijft in zijn herinneringen. “Van al die mannen is geen spoor meer te ontdekken. De werking moet verdord zijn geraakt, de leden uiteengerukt.” VANDEWEYER, Luc, Net boven de Taalgrens! Activisten in Halle, 1914-1918. In: Hallensia, jrg. 20, nr 2, 1998, p. 34.

[69] WOUTERS, Mark, Onderzoek naar de taaltoestanden en het moedertaalonderricht in de middelbare scholen tot 1940,. In: Hallensia, jrg. 1, nr. 4, okt.-dec. 1979, p. 8.

[70] CLEMENT, Halle, p. 98.

[71] CLEMENT, Halle, p. 98

[72] In katholieke colleges behoudt het Frans tot in het laatste kwart van de 19de eeuw zijn positie als onderwijstaal. Rond de eeuwwisseling geraken de katholieke Vlaamsgezinden ervan overtuigd dat een ingrijpende vernederlandsing van de katholieke scholen alleen via een wet kan worden afgedwongen. In 1901 dient Edward Coremans daartoe een wetsvoorstel in. In de zomer van 1906 vaardigen de bisschoppen hun Instructions uit. De bisschoppen aanvaarden het Nederlands niet als een cultuurtaal en blijven vasthouden aan de tweetaligheid van het onderwijs. http://users.pandora.be/frankie.schram/tijd/feit/tekst/19/0/6/zomer.html

[73] BRICHAU, De weerslag. Régistre des déliberations du Conseil Communal. 9, p. 85.

[74] VENCKEN, 100 Joer, p. 15.